Actueel > Opzegging arbeidsovereenkomst met werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt

Een werkgever mocht de arbeidsovereenkomst met een werkneemster die de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt opzeggen zonder instemming van de werkneemster, toestemming van het UWV of ontbindingsbeschikking van de kantonrechter, ook al was de laatste arbeidsovereenkomst aangegaan nadat de werkneemster de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt. Voldoende was dat de arbeidsverhouding vóór het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd was aangevangen.

Bij een stichting die als doelstelling heeft om cultuur te ondersteunen, werkt gedurende 25 uur per week een 73-jarige werkneemster in de functie van receptioniste-telefoniste. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst met haar opgezegd per 1 april 2020. De werkneemster is het daarmee niet eens en verzoekt de kantonrechter om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. Voor het geval de opzegging door de kantonrechter vernietigd zou worden, dient de werkgever een tegenverzoek in, strekkend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.

De werkneemster had op 16 maart 2012 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Voor die tijd was zij eerst van 1 april 2010 tot 1 december 2010 bij de werkgever tewerkgesteld als uitzendkracht. Daarna was een arbeidsovereenkomst gesloten voor de duur van zes maanden en een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot de datum waarop de werkneemster de AOW-gerechtigde leeftijd bereikte. Aldus was op dat moment nog steeds geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan. Vervolgens werd vier maal een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar gesloten, met vier maal ook een tegelijkertijd gemaakte afspraak in een vaststellingsovereenkomst dat de arbeidsovereenkomst na dat jaar met wederzijds goedvinden zou eindigen. Daarna is de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voortgezet.

Partijen twisten over de vraag of voldaan is aan de voorwaarden die de wet verbindt aan de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd op te zeggen zonder instemming van de werknemer, toestemming van het UWV of ontbindingsbeschikking van de kantonrechter. De wet eist daarvoor namelijk dat de arbeidsovereenkomst voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is aangegaan. Volgens de werkneemster is aan die voorwaarden niet voldaan omdat de werkgever de arbeidsovereenkomst al eens eerder had opgezegd en omdat zij de AOW-gerechtigde leeftijd al had bereikt toen de laatste arbeidsovereenkomst werd aangegaan.

De kantonrechter oordeelt echter dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van rechtswege heeft plaatsgevonden door het verstrijken van de overeengekomen duur en niet door opzegging. Ook nadien heeft geen opzegging plaatsgevonden. Dat de werkneemster reeds geruime tijd de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt toen de laatste arbeidsovereenkomst (de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd) werd gesloten, betekent volgens de kantonrechter niet dat de betreffende wetsbepaling niet kan worden toegepast, omdat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat de werkgever de werknemer na de AOW-gerechtigde leeftijd zou laten doorwerken in de wetenschap dat geen procedure zou hoeven te worden gevolgd om de arbeidsovereenkomst later weer te laten eindigen.
De vorderingen van de werkneemster om te verklaren dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat en om te worden toegelaten tot werkhervatting worden daarom afgewezen.


Bovenstaand artikel is geplaatst onder verantwoordelijkheid van Kantoor Mr. van Zijl advocaten te Tilburg.